Speel- en werkuur
Doel: Deze vier punten (taakgerichtheid, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en samenwerken) laten kleuters reflecteren op hun eigen niveau en binnen hun eigen niveau. De leerkracht kiest per onderdeel één duo per onderdeel uit die mogen vertellen over hun ervaringen van de afgelopen speeltijd binnen dit punt.
– Om de ondersteuning bij het reflecteren met kleuters te downloaden klik hier
Uitgebreide uitleg per aandachtspunt
– Taakgerichtheid: hierbij draait het erom om kleuters af hebben gekregen wat ze graag af hadden willen hebben. Is hun geplande taak af? Is het bouwwerk af wat ze wilden gaan bouwen? De leerlingen kunnen kiezen uit: groen (het is af), blauw (we zijn ver gekomen) en rood (het is helemaal niet af). Als de leerlingen hebben gekozen kun je vervolg vragen stellen zoals ‘hoe komt het dat het niet af is?’ of ‘Wat hebben jullie gedaan om ervoor te zorgen dat het nu helemaal af is?’
– Zelfstandigheid: hierbij draait het erom dat kleuters zelf leren hun eigen spullen op te ruimen. Ze kunnen hierbij kiezen uit groen (Het is door de kleuter zelf opgeruimd), blauw (Juf heeft een beetje geholpen maar het meeste is zelf opgeruimd) en rood (het is niet opgeruimd of iemand anders heeft het opgeruimd). Hierbij kunnen de leerlingen ook elkaar controleren!
– Verantwoordelijkheid: Hierbij draait het erom dat kleuters leren met respect om te gaan met de spullen van school en andere leerlingen. Ze kunnen hierbij kiezen uit groen (Ik ben netjes met de spullen om gegaan en daardoor is alles nog heel) of rood (ik was te wild/vrij en daarom is er iets stuk gegaan). Laat de leerlingen benoemen wat er gebeurd was, toen er iets stuk ging. Hier kunnen andere leerlingen ook veel van leren.
– Samenwerken: Hierbij draait het erom dat kleuters leren overleggen bij een samen geplande hoek of taak. Hierbij kunnen ze kiezen uit groen (het is goed gegaan), blauw (Juf moest ons even aanspreken maar daarna ging het goed) of rood (het ging niet goed door teveel geluid of ruzie). De leerlingen kunnen vervolgens benoemen wat er voor heeft gezorgd dat ze goed konden overleggen/samenwerken of wat er juist mis ging. ALs het mis ging, laat de leerlingen dan ook benoemen wat ze uiteindelijk als oplossing hebben bedacht om het weer goed te maken.